Übersetzungen für „reizigers“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈRei·ni·ger <Reinigers, Reiniger> [-gɐ] SUBST m

Reiniger

schoonmaakmiddel nt

ˈSech·zi·ger <Sechzigers, Sechziger> [ˈzɛç͜tsɪgɐ] SUBST m

1. Sechziger (Sechzigjähriger):

Sechziger

zestiger

Sechziger

zestigjarige (man)

2. Sechziger (Alterszeitraum) Pl:

Sechziger

leeftijd tussen de 60 en 70

(hoch) in den Sechzigern sein

(ver) in de zestig zijn

ˈrei·zen [ˈr͜ai ͜tsn̩] VERB trans

reizen

prikkelen

reizen (Kartenspiel)

opbieden

reizen JAGD

lokken

das Abenteuer/das Neue reizt ihn

het avontuur/het nieuwe lokt [o. prikkelt] hem

zum Widerspruch reizen

tegenspraak uitlokken

zum Widerspruch reizen

het avontuur/het nieuwe trekt hem aan

ˈreiz·bar [ˈr͜ai ͜tsbaːɐ̯] ADJ

1. reizbar:

reizbar

prikkelbaar

reizbar

(over)gevoelig

reizbare Nerven

overgevoelige zenuwen

2. reizbar selten:

reizbar

gevoelig

ˈrei·zend [ˈr͜ai ͜tsn̩t] ADJ

reizend

aantrekkelijk

reizend

bekoorlijk

reizend

charmant

reizend

verrukkelijk

ein Haus in reizender Lage

een riant gelegen huis

das kann ja reizend werden! iron

dat kan me een fraaie boel worden!

ˈreiz·los [ˈr͜ai ͜tsloːs] ADJ

1. reizlos:

reizlos

onaantrekkelijk

reizlos

niet charmant

reizlos

saai

2. reizlos:

reizlos

laf

reizlos

flauw

reizlos

zonder smaak