Übersetzungen für „worden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wor·den¹ <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VERB mod Aux

1. worden (in de genoemde toestand raken):

worden

werden

de zieke wordt al beter

es geht dem Kranken schon besser

2. worden (de genoemde hoedanigheid krijgen):

worden

werden

dokter worden

Arzt werden

dat wordt niets

das [o. daraus] wird nichts

dat wordt nog wat tussen hen

mit den beiden wird es noch etwas

wat is er van hem geworden?

was ist aus ihm geworden?

wor·den² <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VERB Aux (ter aanduiding van de lijdende vorm)

worden

werden

er wordt gebeld

es klingelt

er werd gedanst

es wurde getanzt

de bus wordt om zes uur gelicht

der Briefkasten wird um sechs Uhr geleert

Beispielsätze für worden

dokter worden

Arzt werden

doof worden

das Gehör verlieren

ruchtbaar worden

bekannt werden

seniel worden

verkalken

wakker worden

aufwachen

katholiek worden

katholisch werden

geridderd worden

einen Orden bekommen

vermist worden

vermisst werden

kwaad worden

böse werden

vrienden worden

sich anfreunden

bekeurd worden

ein Strafmandat bekommen

rijk worden

zu Geld gelangen

blind worden

erblinden

meerderjarig worden

volljährig werden

rafelig worden

fransen

handtastelijk worden

handgreiflich werden

ziek worden

erkranken