Übersetzungen für „älterer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

al·eer [ɑler] KONJ

aleer

ehe

aleer

bevor

al·weer [ɑlwer] ADV

alweer

schon wieder

al·taar <al|taren> [ɑltar] SUBST nt of m

altaar

Altar m

hal·ter <halter|s> [hɑltər] SUBST m

halter

Hantel f

al·hier [ɑlhir] ADV

alhier

hier

de toestanden alhier

die hiesigen Verhältnisse

alert <alerte, alerter, alertst> [alɛrt] ADJ

alert

alert

alert zijn op spelfouten

bedacht sein auf Rechtschreibfehler

al·lu·re <allure|s> [ɑlyrə] SUBST f

1. allure (personen):

allure

Allüre f

allures hebben

Allüren haben

een artiest van allure

ein Künstler von Format

2. allure (zaken):

allure

Format nt

een tuin van bescheiden allure

ein bescheidener Garten

van grote allure

beeindruckend

te·ren² <teerde, h. geteerd> [terə(n)] VERB trans (met teer bestrijken)

teren

teeren

ste·reo¹ <stereo|'s> [sterejo] SUBST f

1. stereo (stereofonie):

stereo

Stereo nt

2. stereo (stereo-installatie):

stereo

Stereoanlage f

3. stereo (stereometrie):

stereo

Stereometrie f

Mal·tees¹ <Mal|tezen> [mɑlteːs] SUBST m

Maltees

Malteser m