Übersetzungen für „önomanie“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·ge·ma·nierd <ongemanierde, ongemanierder, ongemanierdst> [ɔŋɣəmanirt] ADJ

ongemanierd

ungesittet

ongemanierd

unmanierlich form

ongemanierd (grof)

ungehobelt

ongemanierd (van kinderen ook)

ungezogen

houding en toon waren plomp en ongemanierd

Haltung und Ton waren plump und ungehobelt

ongemanierd zijn

keine Manieren haben

ma·nie <manie|s> [mani] SUBST f

manie

Manie f

on·om·won·den [ɔnɔmwɔndə(n)] ADJ

onomwonden

unumwunden

iets onomwonden toegeven

etw unumwunden zugeben