Übersetzungen für „überkreuzt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ver·kreu·ken¹ <verkreukte, h. verkreukt.> VERB trans

verkreuken → verkreukelen¹

Siehe auch: verkreukelen , verkreukelen

ver·kreu·ke·len² <verkreukelde, i. verkreukeld> [vərkrøkələ(n)] VERB intr (kreukels krijgen)

verkreukelen

knittern

ver·kreu·ke·len¹ <verkreukelde, h. verkreukeld> [vərkrøkələ(n)] VERB trans

verkreukelen (door kreuken bederven)

zerknittern

verkreukelen (tot een prop maken)

zerknüllen

verkreukelen (tot een prop maken)

zerknautschen ugs

ver·kre·gen [vərkreɣə(n)] ADJ

verkregen

erworben

verkregen recht jur.

wohlerworbene(s) Recht nt

leer·kracht <leerkracht|en> [lerkrɑxt] SUBST f

leerkracht

Lehrkraft f

leerkracht

Lehrer m

de leerkrachten van een school

der Lehrkörper einer Schule

veer·kracht [verkrɑxt] SUBST f geen Pl

1. veerkracht nat.:

veerkracht

Elastizität f

2. veerkracht übtr:

veerkracht

Spannkraft f

een man van weinig veerkracht

ein Mann mit geringer Spannkraft