Übersetzungen für „Atombomben“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

atoom·bom <atoombom|men> [atombɔm] SUBST f

atoombom

Atombombe f

om·bou·wen <bouwde om, h. omgebouwd> [ɔmbɑuwə(n)] VERB trans

ombouwen

umbauen

ombouwen techn.

umrüsten

zijn bestelauto ombouwen tot kampeerwagen

seinen Lieferwagen zum [o. zu einem] Wohnmobil umbauen

tom·be <tombe|s, tombe|n> [tɔmbə] SUBST f

tombe

Sarkophag m

trom·bo·se [trɔmbozə] SUBST f geen Pl

trombose

Thrombose f

trom·bo·ne [trɔmbɔːnə]

trombone [[o. trɔmbonə]] trombone|s SUBST f:

trombone

Posaune f

room·bo·ter [rombotər] SUBST f geen Pl

roomboter

Butter f

ca·ta·com·be <catacombe|n> [katakɔmbə] SUBST f meestal Pl

catacombe

Katakombe f

plom·be·ren <plombeerde, h. geplombeerd> [plɔmberə(n)] VERB trans

1. plomberen (met lood verzegelen):

plomberen

plombieren

plomberen

verplomben

plomberen

verbleien

2. plomberen (tandheelkunde):

plomberen

füllen

3. plomberen med. (opvullen):

plomberen

plombieren

atoom <atomen> [atom] SUBST nt

atoom

Atom nt

atoom·kop <atoomkop|pen> [atomkɔp] SUBST m

atoomkop

Atomsprengkopf m