Niederländisch » Deutsch
Meintest du vielleicht: bezichtigen , bezitting , opzichtig , omzichtig , bezinning , bezinking , bezieling , bezighouden , bezigheid , bezitten und bezingen

be·zich·ti·gen <bezichtigde, h. bezichtigd> [bəzɪxtəɣə(n)] VERB trans

be·zit·ting <bezitting|en> [bəzɪtɪŋ] SUBST f

be·zie·ling [bəzilɪŋ] SUBST f geen Pl

1. bezieling (het bezielen):

bezieling
Beseelung f

2. bezieling (geestdrift):

bezieling
Begeisterung f
bezieling
Schwung m

be·zin·king <bezinking|en> [bəzɪŋkɪŋ] SUBST f

2. bezinking (bezinksel):

bezinking
Bodensatz m
bezinking scheik.
Niederschlag m

be·zin·ning [bəzɪnɪŋ] SUBST f geen Pl

om·zich·tig <omzichtige, omzichtiger, omzichtigst> [ɔmzɪxtəx] ADJ

op·zich·tig <opzichtige, opzichtiger, opzichtigst> [ɔpsɪxtəx] ADJ

be·zin·gen <bezong, h. bezongen> [bəzɪŋə(n)] VERB trans

be·zit·ten <bezat, h. bezeten> [bəzɪtə(n)] VERB trans

be·zig·heid <bezig|heden> [bezəxhɛit] SUBST f

be·zig·hou·den2 <hield zich bezig, h. zich beziggehouden> [bezəxhɑudə(n)] VERB wk ww

bezighouden zich bezighouden (zich ophouden met):

bezighouden
sich beschäftigen
bezighouden
sich befassen

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Wörterbücher durchsuchen
Beliebteste