Übersetzungen für „Dreizahl“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

dreu·zel <dreuzel|s> SUBST m

1. dreuzel ((in de Harry Potterboeken) iem die niet kan toveren):

dreuzel

Muggel m

2. dreuzel (niet-ingewijde):

dreuzel

Muggel m

dreuzel

Normalsterbliche(r) m

groei·zaam [ɣrujzam] ADJ

1. groeizaam (de groei bevorderend):

groeizaam

wachstumsfördernd

een groeizaam regentje

ein fruchtbarer Regen

2. groeizaam (vruchtbaar):

groeizaam

fruchtbar

3. groeizaam (groeikracht hebbend):

groeizaam

keimkräftig fachspr

drei·gend [drɛiɣənt] ADJ

1. dreigend (dreiging uitdrukkend):

dreigend

drohend

een dreigend gebaar

eine Drohgebärde

2. dreigend (op het punt staande te gebeuren):

dreigend

drohend

dreigend

bedrohlich

drei·ging <dreiging|en> [drɛiɣɪŋ] SUBST f

dreiging

Drohung f

drei·gen¹ <dreigde, h. gedreigd> [drɛiɣə(n)] VERB trans

dreigen

drohen

hij dreigde hem te zullen ontslaan

er drohte, ihn zu entlassen

iem met straf dreigen

jdm eine Strafe androhen

drei·nen <dreinde, h. gedreind> [drɛinə(n)] VERB intr

dreinen

quengeln

dreinen

greinen

moei·zaam <moeizame, moeizamer, moeizaamst> [mujzam] ADJ

moeizaam

mühsam

moeizaam (sterker)

mühselig

moeizaam (langdurig)

zäh

moeizame onderhandelingen

zähe Verhandlungen

dreads [drɛːts] SUBST Pl

dreads

Dreadlocks Pl

drem·pel <drempel|s> [drɛmpəl] SUBST m

1. drempel (verhoging):

drempel

Schwelle f

op de drempel van een nieuwe tijd übtr

an der Schwelle zu einer neuen Zeit

2. drempel:

drempel (een rivier, zeegat)

Schwelle f

drempel (van een sluis)

Drempel m

3. drempel psych.:

drempel

Schwelle f