Niederländisch » Deutsch

aan·stich·ten <stichtte aan, h. aangesticht> [anstɪxtə(n)] VERB trans

aan·stich·ter <aanstichter|s> [anstɪxtər] SUBST m

ge·sticht <gesticht|en> [ɣəstɪxt] SUBST nt

1. gesticht (inrichting voor krankzinnigen):

in·stinct <instinct|en> [ɪnstɪŋkt] SUBST nt

2. instinct (intuïtie):

in·stin·ken <stonk in, i. ingestonken> [ɪnstɪŋkə(n)] VERB intr

in·stin·ker <instinker|s> [ɪnstɪŋkər] SUBST m

in·stinc·tief [ɪnstɪŋktif] ADJ

aan·sticht·ster SUBST f

aanstichtster weibliche Form von aanstichter

Siehe auch: aanstichter

aan·stich·ter <aanstichter|s> [anstɪxtər] SUBST m

brand·stich·ten [brɑntstɪxtə(n)] VERB alleen inf.

brand·stich·ter <brandstichter|s> [brɑntstɪxtər] SUBST m

aan·stich·ting <aanstichting|en> [anstɪxtɪŋ] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski