Übersetzungen für „Goldring“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

zol·de·ring [zɔldərɪŋ] SUBST f geen Pl bouww.

zoldering

Decke f

de loze zoldering

die Zwischendecke

gol·ving <golving|en> [ɣɔlvɪŋ] SUBST f

1. golving (het golven):

golving

Welligkeit f

2. golving (plaats):

golving

Wellung f

golving

Welle f

gol·den VERB

golden 3. Pers Pl Imperf van gelden¹, gelden²

Siehe auch: gelden , gelden

gel·den² <gold, h. gegolden> [ɣɛldə(n)] VERB unpers ww (betreffen)

gelden

gehen um

gel·den¹ <gold, h. gegolden> [ɣɛldə(n)] VERB intr

1. gelden (meetellen):

gelden

gelten

2. gelden (gewaardeerd worden):

gelden

gelten

gelden als norm

als Norm gelten

3. gelden:

gelden (van kracht zijn)

gelten

gelden (van toepassing zijn)

zutreffen

zich doen gelden

sich Dat Geltung verschaffen

zich doen gelden (duidelijk worden)

sich bemerkbar machen

rechten doen gelden

Rechte geltend machen

zijn macht doen gelden (in bestaande situatie)

seine Macht ausüben

rechten laten gelden

Rechte gelten lassen

de meeste stemmen gelden

die Mehrheit entscheidet

hetzelfde geldt voor hem

das Gleiche gilt für ihn

4. gelden:

gelden (betreffen)

gelten +Dat

gelden (betrekking hebben op)

sich beziehen auf +Akk

hout·ring <houtring|en> [hɑutrɪŋ] SUBST m

houtring

Jahresring m

no·te·ring <notering|en> [noterɪŋ] SUBST f

notering

Notierung f

dol·driest [dɔldrist] ADJ

doldriest

tollkühn