Übersetzungen für „Großsprecherei“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

groot·spre·ke·rij SUBST f

grootsprekerij → grootspraak

Siehe auch: grootspraak

groot·spraak [ɣrotsprak] SUBST f geen Pl

1. grootspraak (opschepperij):

grootspraak

Prahlerei f abw

grootspraak

Angeberei f ugs

2. grootspraak (overdrijving):

grootspraak

Übertreibung f

groot·spra·ke·rig [ɣrotsprakərəx] ADJ

grootsprakerig

angeberisch ugs

grootsprakerig

prahlerisch