Übersetzungen für „grootte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

groot·te <grootte|n, grootte|s> [ɣrotə] SUBST f

1. grootte (hoedanigheid):

grootte

Größe f

grootte übtr

Ausmaß nt

naar grootte

der Größe nach

2. grootte:

grootte (omvang)

Größe f

grootte (omvang)

Abmessung f

grootte (oppervlakte)

Ausdehnung f

een ster van de eerste grootte astron.

ein Stern erster Größe

de grootte van een hoek

die Größe eines Winkels

de grootte van de klas onderw.

die Klassenstärke

ter grootte van een hand

handgroß

gelijk van grootte

gleich groß

van verschillende grootte

von unterschiedlicher Größe

een model op ware grootte

ein Modell in natürlicher Größe

Beispielsätze für grootte

naar grootte

der Größe nach

in volgorde van grootte

der Größe nach

van ongelijke grootte zijn

von ungleicher Größe sein

iem van gemiddelde grootte

jd von mittlerer Größe

sortering op grootte

Sortierung nach Größe

gelijk van grootte

gleich groß

van verschillende grootte

von unterschiedlicher Größe

van gemiddelde grootte/kwaliteit

mittelgroß/mittelgut

op ware grootte

in natürlicher Größe

verschillend van grootte

unterschiedlich [o. verschieden] groß

de grootte van een hoek

die Größe eines Winkels

de grootte van de klas onderw.

die Klassenstärke

ter grootte van een hand

handgroß

een model op ware grootte

ein Modell in natürlicher Größe

de schijnbare grootte van iets

die vermeintliche Größe einer Sache

een plaats van middelbare grootte

ein mittelgroßer Ort

in die orde van grootte

in dieser Größenordnung

een ster van de eerste grootte astron.

ein Stern erster Größe