Übersetzungen für „Haïtianen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

Haïtiaan <Haïti|anen> [haitiaːn] SUBST m

Haïtiaan

Haitianer m

aan·ma·nen <maande aan, h. aangemaand> [amanə(n)] VERB trans

aanmanen

mahnen

ta·nen¹ <taande, h. getaand> [tanə(n)] VERB trans (vaalgeel kleuren)

tanen

gerben

tra·nen <traande, h. getraand> [tranə(n)] VERB intr

1. tranen (traanvocht afscheiden):

tranen

tränen

van uien gaan mijn ogen tranen

vom Zwiebelschneiden tränen mir die Augen

2. tranen (druppels afscheiden):

tranen

bluten

Haïtiaanse <Haïtiaanse|n> [haitiaːnsә] SUBST f

Haïtiaanse weibliche Form von Haïtiaans

Siehe auch: Haïtiaans

Haïtiaans [haitiaːns] ADJ

Haïtiaans

haitianisch

ini·ti·a·tief <initia|tieven> [ini(t)ʃatif] SUBST nt

initiatief

Initiative f

op eigen initiatief

aus eigener Initiative

het initiatief nemen

die Initiative ergreifen

op initiatief van de heer Keller

auf Initiative [o. Anregung] von Herrn Keller

het particulier initiatief

die Privatinitiative

het recht van initiatief

das Initiativrecht