Übersetzungen für „Parteien“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

part·ti·mer <parttimer|s> [pɑrtɑjmər] SUBST m

parttimer

Teilzeitbeschäftigte(r) m

parttimer

Teilzeitkraft f

par·ter·re <parterre|s> [pɑrtɛːrə] SUBST nt of m

parterre

Parterre nt

par·ti·eel [pɑr(t)ʃel]

partieel [[o. pɑrsjel]] ADJ:

partieel

partiell

partieel

teilweise

partieel

Teil-

partiële leerplicht

partielle Schulpflicht

een partiële obligatie

eine Teilschuldverschreibung

part·time [pɑrtɑjm] ADJ

parttime

Teilzeit-

parttime (werk)

teilzeitbeschäftigt

hij volgt parttime onderwijs

er besucht eine Teilzeitschule

parttime werken

teilzeitbeschäftigt sein

aam·bei·en [ambɛiə(n)] SUBST Pl

aambeien

Hämorrhoiden Pl

aambeien

Hämorriden Pl

af·roei·en¹ <roeide af, h. afgeroeid> [ɑfrujə(n)] VERB trans (roeiend afleggen)

afroeien

fortrudern