Übersetzungen für „Pflanzer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

bla·zer¹ <blazer|s> [blazər] SUBST m muz.

blazer

Bläser m

la·zer [lazər] SUBST nt of m geen Pl

iem op zijn lazer geven (pak slaag)

jdm eine Tracht Prügel verpassen

iem op zijn lazer geven (uitbrander)

jdn zusammenstauchen

glan·zen¹ <glansde, h. geglansd> [ɣlɑnzə(n)] VERB trans

glanzen (doen glimmen: mechanisch van metaal, steen)

polieren

glanzen (doen glimmen: chemisch van metalen)

glänzen

glanzen (doen glimmen: stof, papier, hout, leer)

appretieren

flan·ke·ren <flankeerde, h. geflankeerd> [flɑŋkerə(n)] VERB trans

flankeren

flankieren

fla·ne·ren <flaneerde, h. geflaneerd> [flanerə(n)] VERB intr

flaneren

flanieren

flaneren

bummeln ugs

le·zer <lezer|s> [lezər] SUBST m

1. lezer (iem die leest):

lezer

Leser m

2. lezer (voorlezer):

lezer

Lesende(r) m

lezer

Vorleser m

3. lezer ((deel van een) apparaat):

lezer

Leser m

een optische lezer

ein Klarschriftleser