Niederländisch » Deutsch

frau·de·ren <fraudeerde, h. gefraudeerd> [frɑuderə(n)] VERB intr

nu·me·re·ren <numereerde, h. genumereerd> [nymererə(n)] VERB trans

re·fe·re·ren1 <refereerde zich, h. zich gerefereerd> [refərerə(n)] VERB wk ww

refereren zich refereren (zich beroepen op):

stu·de·ren1 <studeerde, h. gestudeerd> [styderə(n)] VERB trans

1. studeren (een studie volgen):

2. studeren (zich in de muziek oefenen):

ver·ou·de·ren <verouderde, i. verouderd> [vərɑudərə(n)] VERB intr

1. verouderen (in onbruik raken, niet meer voldoen):

2. verouderen (oud worden):

ge·ne·re·ren <genereerde, h. gegenereerd> [ɣenərerə(n)] VERB trans (met behulp van een algoritme voortbrengen)

to·le·re·ren <tolereerde, h. getolereerd> [tolererə(n)] VERB trans

af·stu·de·ren <studeerde af, i. afgestudeerd> [ɑfstyderə(n)] VERB intr (zijn studie voltooien)

be·stu·de·ren <bestudeerde, h. bestudeerd> [bəstyderə(n)] VERB trans

1. bestuderen (met aandacht lezen):

2. bestuderen (een studie maken van):

3. bestuderen (onderzoeken):

in·stu·de·ren <studeerde in, h. ingestudeerd> [ɪnstyderə(n)] VERB trans

schou·de·ren <schouderde, h. geschouderd> [sxɑudərə(n)] VERB trans

stu·de·ren·de <studerende|n> [styderəndə] SUBST m en f

ver·ne·de·ren <vernederde, h. vernederd> [vərnedərə(n)] VERB trans

hoe·re·ren <hoereerde, h. gehoereerd> [hurerə(n)] VERB intr

ope·re·ren <opereerde, h. geopereerd> [opərerə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski