Übersetzungen für „Steuerlast“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

stee·vast¹ [stevɑst] ADJ

steevast

fest

een steevast gebruik

ein fester Brauch

over·last [ovərlɑst] SUBST m geen Pl

overlast (hinder)

Belästigung f

overlast (extra moeite)

Umstände Pl

iem overlast bezorgen

jdn belästigen

steun·pi·laar <steunpi|laren> [stømpilar] SUBST m

1. steunpilaar (pilaar):

steunpilaar

Grundpfeiler m

steunpilaar

Stützpfeiler m

steunpilaar

Grundsäule f

2. steunpilaar (persoon):

steunpilaar

Säule f

steunpilaar

Stütze f

steun·trek·ster SUBST f

steuntrekster weibliche Form von steuntrekker

Siehe auch: steuntrekker

steun·trek·ker <steuntrekker|s> [støntrɛkər] SUBST m

steuntrekker

Unterstützungsempfänger m

steuntrekker (bijstand)

Sozialhilfeempfänger m

steun·punt <steunpunt|en> [stømpʏnt] SUBST nt

1. steunpunt (punt waarop iets steunt):

steunpunt

Stützpunkt m

2. steunpunt (instelling):

steunpunt

Beratungszentrum nt

steunpunt

Informationszentrum

3. steunpunt mil.:

steunpunt

Stützpunkt m

de steunpunten voor de vloot

die Flottenstützpunkte

on·be·last [ɔmbəlɑst] ADJ

1. onbelast (niet belast):

onbelast

unbelastet

onbelast

unbeschwert

2. onbelast:

onbelast (vrij van lasten, van schuld)

unbelastet

onbelast (vrij van lasten, van schuld)

lastenfrei

onbelast (vrij van belasting)

steuerfrei

onbelast (vrij van belasting)

unversteuert

leu·ko·plast® [løkoplɑst] SUBST nt of m geen Pl

leukoplast

Leukoplast ® nt

over·be·last [ovərbəlɑst] ADJ

overbelast

über(be)lastet

steur <steur|en> [stør] SUBST m

steur

Stör m

ster·ling [stʏːrlɪŋ]

het pond sterling

das Pfund Sterling

be·last [bəlɑst] ADJ

1. belast (als toegewezen taak hebbend):

belast

beauftragt mit

belast

zuständig für

2. belast (met een last bezwaard):

belast

belastet

belast

beladen

belast en beladen

schwer beladen

3. belast (genetica):

belast

belastet

erfelijk belast

erblich belastet