Übersetzungen für „aangaan“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

aan·gaan¹ <ging aan, h./i. aangegaan> [aŋɣan] VERB trans

1. aangaan:

aangaan (beginnen met)

anfangen

aangaan (met verplichtingen verbonden)

eingehen

de strijd aangaan

den Kampf aufnehmen

een weddenschap aangaan

eine Wette eingehen

2. aangaan (betreffen, ter harte gaan):

aangaan

angehen

dat gaat hem niet aan

das geht ihn nichts an

wat gaat mij dat aan

was geht mich das an

wat die kwestie aangaat, …

was diese Angelegenheit betrifft, …

aan·gaan² <ging aan, i. aangegaan> [aŋɣan] VERB intr

1. aangaan (gaan in de richting van):

aangaan

hingehen

achter iem/iets aangaan

hinter jdm/etw hergehen

achter iem/iets aangaan übtr

hinter jdm/etw her sein

op huis aangaan

sich auf den Heimweg begeben

2. aangaan (een bezoek brengen):

aangaan

vorbeischauen

bij een vriend aangaan

bei einem Freund vorbeischauen

3. aangaan (beginnen):

aangaan

beginnen

4. aangaan (in werking treden):

aangaan

angehen

de lamp gaat aan

die Lampe geht an

5. aangaan (horen):

aangaan

angehen

het gaat niet aan dat …

es geht nicht an, dass …

6. aangaan (vertrouwen):

aangaan

sich verlassen

op iem kunnen aangaan

sich auf jdn verlassen können

7. aangaan plantk.:

aangaan

angehen

aangaan

Wurzeln schlagen

de stekjes gaan aan

die Ableger sind angegangen [o. haben angeschlagen]

Beispielsätze für aangaan

relaties aangaan

Beziehungen eingehen

contact(en) aangaan

Kontakt(e) aufnehmen

bij een vriend aangaan

bei einem Freund vorbeischauen

op iem kunnen aangaan

sich auf jdn verlassen können

een coalitie aangaan

eine Koalition bilden

een fusie aangaan

fusionieren

een weddenschap aangaan

eine Wette eingehen

een akkoord maken/aangaan

ein Übereinkommen treffen/erzielen

een reactie aangaan scheik.

eine Reaktion eingehen

een schuld aangaan

eine Schuld eingehen

een bondgenootschap aangaan

ein Bündnis eingehen

een verbintenis aangaan/nakomen

eine Verpflichtung eingehen/einlösen

een verbintenis aangaan/sluiten

einen Dienstvertrag eingehen/schließen

een engagement aangaan

ein Engagement eingehen

op huis aangaan

sich auf den Heimweg begeben

achter iem/iets aangaan

hinter jdm/etw hergehen

de strijd aangaan

den Kampf aufnehmen