Übersetzungen für „abrollend“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

af·rol·len¹ <rolde af, i. afgerold> [ɑfrɔlə(n)] VERB intr

1. afrollen (zich ontrollen):

afrollen

abrollen

afrollen

sich entrollen

2. afrollen:

afrollen (zich naar beneden laten rollen)

rollen

afrollen (vallen)

fallen

de jongen rolde de trap af

der Junge fiel die Treppe hinunter

in·rol·len² <rolde in, i. ingerold> [ɪnrɔlə(n)] VERB intr

inrollen

hineinrollen

op·rol·len¹ <rolde op, i. opgerold> [ɔprɔlə(n)] VERB intr (ineenrollen)

oprollen

(sich) aufrollen

oprollen

(sich) einrollen

oprollen

(sich) zusammenrollen

scrol·len <scrolde, h. gescrold> [skrɔlə(n)] VERB intr

scrollen

scrollen

aan·rol·len¹ <rolde aan, i. aangerold> [anrɔlə(n)] VERB intr

komen aanrollen

(her)angerollt kommen

aan·val·lend [anvɑlənt] ADJ

aanvallend

Angriffs-

aanvallend

offensiv

het aanvallend voetbal

der Angriffsfußball

aanvallend te werk gaan

offensiv vorgehen

zwaar·til·lend [zwartɪlənt] ADJ

zwaartillend

grüblerisch

zwaartillend zijn

alles schwernehmen

stel·lend [stɛlənt] ADJ

de stellende trap (van adjectieven)

der Positiv

de stellende trap (van adjectieven)

die Grundstufe

op·val·lend [ɔpfɑlənt] ADJ

opvallend

auffallend

opvallend

auffällig

kop·rol·len <koprolde, h. gekoprold> [kɔprɔlə(n)] VERB intr

koprollen

Purzelbäume machen

koprollen

Purzelbäume schlagen

be·pa·lend [bəpalənt] ADJ

bepalend

bestimmend

bepalend

entscheidend

dat was bepalend voor het verdere verloop

das war entscheidend für den weiteren Verlauf

be·ve·lend [bəvelənt] ADJ

bevelend

befehlend

bevelend

gebieterisch