Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „afgezonderd“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

af·ge·zon·derd [ɑfxəzɔndərt] ADJ

1. afgezonderd (van andere(n) verwijderd):

afgezonderd
een afgezonderd huis
hij stond van de anderen afgezonderd

2. afgezonderd:

afgezonderd (eenzaam, stil: plaats)
afgezonderd (eenzaam, stil: persoon)
hij leefde afgezonderd
afgezonderd wonen

Beispielsätze für afgezonderd

afgezonderd wonen
een afgezonderd huis
hij leefde afgezonderd
hij stond van de anderen afgezonderd

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski