Niederländisch » Deutsch

aan·ge·sla·gen [aŋɣəslaɣə(n)] ADJ

1. aangeslagen (uit zijn evenwicht gebracht):

2. aangeslagen SPORT:

3. aangeslagen (met aanslag bedekt):

aan·ge·scho·ten [aŋɣəsxotə(n)] ADJ

in·ge·schre·ven [ɪŋɣəsxrevə(n)] ADJ

2. ingeschreven wisk.:

ge·sla·gen1 [ɣəslaɣə(n)] ADJ

schla·ger <schlager|s> [ʃlaɡər] SUBST m

ge·sche·nen VERB

geschenen volt. deelw. van schijnen

Siehe auch: schijnen

schij·nen <scheen, h. geschenen> [sxɛinə(n)] VERB intr

2. schijnen übtr (stralen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski