Übersetzungen für „betuigen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·tui·gen <betuigde, h. betuigd> [bətœyɣə(n)] VERB trans

betuigen (uitspreken)

bekunden

betuigen (betonen)

bezeigen

betuigen (betonen)

bezeugen

(iem) zijn dank betuigen

(jdm) seinen Dank aussprechen

zijn onschuld betuigen

seine Unschuld beteuern

zijn waardering voor iets betuigen

sich anerkennend über etw Akk äußern

Beispielsätze für betuigen

adhesie betuigen

(einer Sache) beistimmen

(iem) zijn dank betuigen

(jdm) seinen Dank aussprechen

iem zijn leedwezen betuigen

jdm sein Beileid ausdrücken

zijn onschuld betuigen

seine Unschuld beteuern

zijn deelneming betuigen

seine Anteilnahme bezeigen

eerbied betonen/betuigen

Ehrfurcht bekunden/erweisen

zijn waardering voor iets betuigen

sich anerkennend über etw Akk äußern

iem voor iets dank betuigen

jdm für etw seinen Dank abstatten

zijn instemming betuigen (met iets)

sich (zu etw Dat ) positiv äußern

iem zijn erkentelijkheid voor iets betuigen

jdm für etw seine Dankbarkeit bekunden [o. zum Ausdruck bringen]