Übersetzungen für „boord“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

boord¹ <boord|en> [bort] SUBST m

1. boord (oever):

boord

Ufer nt

de boorden van de rivier

die Flussufer

2. boord (rand, kant):

boord

Rand m

boord

Kante f

de boorden van het woud

die Waldränder

3. boord (berm):

boord

Rand m

boord

Seitenstreifen m

4. boord (vaatwerk):

boord

Rand

tot de boord toe vol

voll bis zum Rand

boord² <boord|en> [bort] SUBST nt of m

1. boord (afwerking aan een kledingstuk):

boord

Borte f

boord

Bordüre f

boord

Besatz m

2. boord (kraag):

boord

Kragen m

een stijve/liggende boord

ein steifer Kragen/ein Umlegekragen

3. boord:

boord scheepv., luchtv.

Bord m

aan boord van

an Bord +Gen

aan/van boord gaan

an/von Bord gehen

Beispielsätze für boord

het was kantje boord übtr

das ist gerade noch mal gut gegangen

een stijve/liggende boord

ein steifer Kragen/ein Umlegekragen

aan/van boord gaan

an/von Bord gehen

aan boord van

an Bord +Gen

tot de boord toe vol

voll bis zum Rand

de wijdte van de hals/van een boord

die Hals-/Kragenweite