Übersetzungen für „bundesrecht“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

kies·recht <kiesrecht|en> [kisrɛxt] SUBST nt

kiesrecht

Stimmrecht nt

kiesrecht

Wahlrecht nt

actief/passief kiesrecht

aktive(s)/passive(s) Wahlrecht nt

on·te·recht [ɔntərɛxt] ADJ

onterecht

unberechtigt

onterecht

unberechtigterweise

een onterecht verwijt

ein unberechtigter Vorwurf

hoe·de·recht <hoederecht|en> [hudərɛxt] SUBST nt belg

hoederecht

Erziehungsberechtigung f

au·teurs·recht <auteursrecht|en> [ɑutørsrɛxt, otørsrɛxt] SUBST nt

auteursrecht

Urheberrecht nt

scheeps·recht [sxepsrɛxt] SUBST nt geen Pl

driemaal is scheepsrecht Sprichw

aller guten Dinge sind drei

bun·de·len <bundelde, h. gebundeld> [bʏndələ(n)] VERB trans

bundelen

bündeln

bundelen (gedichten)

sammeln

alle krachten in één partij bundelen übtr

alle Kräfte in einer Partei vereinen

stralen bundelen

Strahlen bündeln

kaars·recht [karsrɛxt] ADJ

kaarsrecht

kerzengerade

staats·recht <staatsrecht|en> [statsrɛxt] SUBST nt

staatsrecht

Staatsrecht nt

staatsrecht (grondwet)

Verfassungsrecht nt

aan·recht <aanrecht|en> [anrɛxt] SUBST nt of m

aanrecht

Spüle f

kleur·echt [klørɛxt] ADJ

kleurecht

farbecht

lood·recht [lotrɛxt] ADJ

1. loodrecht (zuiver recht):

loodrecht

senkrecht

loodrecht

vertikal

de loodrechte doorsnede

der Vertikalschnitt

de loodrechte lijn

die Lotrechte

de loodrechte lijn

die Senkrechte

loodrecht op iets staan

senkrecht auf etw Dat stehen

niet loodrecht staan

nicht im Lot sein

niet loodrecht staan

nicht senkrecht stehen

loodrechte wanden

senkrechte Wände

2. loodrecht wisk.:

loodrecht

lotrecht

loodrecht

senkrecht

na·ge·recht <nagerecht|en> [naɣərɛxt] SUBST nt

nagerecht

Nachtisch m

stem·recht [stɛmrɛxt] SUBST nt geen Pl

stemrecht

Stimmrecht nt

stemrecht (kiesrecht vooral)

Wahlrecht nt

stemrecht voor vrouwen

Frauenwahlrecht nt

tucht·recht [tʏxtrɛxt] SUBST nt geen Pl

tuchtrecht

Disziplinarrecht nt

asiel·recht [azilrɛxt] SUBST nt geen Pl

asielrecht

Asylrecht nt

grond·recht <grondrecht|en> [ɣrɔntrɛxt] SUBST nt

1. grondrecht jur.:

grondrecht

Grundrecht nt

2. grondrecht (recht tot het gebruiken van de grond):

grondrecht

Recht nt auf Bodennutzung

re·gel·recht¹ [reɣəlrɛxt] ADJ

regelrecht

direkt

regelrecht (zonder meer)

regelrecht