Übersetzungen für „correctrice“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

cor·rec·tie <correctie|s> [kɔrɛksi] SUBST f

1. correctie (verbetering):

correctie

Korrektur f

een correctie aanbrengen

eine Korrektur vornehmen

2. correctie (correctiewerk):

correctie

Korrekturarbeit f

3. correctie:

correctie (fouten in drukproeven)

Setzfehler Pl

correctie (gecorrigeerde drukproef)

korrigierte Fahne f

4. correctie (terechtwijzing):

correctie

Zurechtweisung f

di·rec·tri·ce <directrice|s> [dirɛktrisə] SUBST f

directrice weibliche Form von directeur

Siehe auch: directeur

di·rec·teur <directeur|en, directeur|s> [dirɛktør] SUBST m

directeur

Direktor m

algemeen directeur

Generaldirektor m

mijnheer de directeur!

Herr Direktor!

con·duc·tri·ce [kɔndʏktrisə] SUBST f

conductrice weibliche Form von conducteur

Siehe auch: conducteur

con·duc·teur <conducteur|s> [kɔndʏktør] SUBST m

conducteur

Schaffner m

cor·rect·heid <correct|heden> [kɔrɛkthɛɪt] SUBST f

correctheid

Korrektheit f

in·spec·tri·ce <inspectrice|s> [ɪnspɛktrisə] SUBST f

inspectrice weibliche Form von inspecteur

Siehe auch: inspecteur

in·spec·teur <inspecteur|s> [ɪnspɛktør] SUBST m

inspecteur

Inspektor m

de inspecteur bij het voortgezet onderwijs/basisonderwijs

der Oberschulrat/der Schulrat

inspecteur van politie

Kommissar m

cor·re·la·tie <correlatie|s> [kɔrela(t)si] SUBST f

correlatie ook wisk., biol., med.

Korrelation f

correlatie ook wisk., biol., med.

Wechselbeziehung f

iets met iets in correlatie brengen

etw in (eine) Korrelation mit [o. zu] etw bringen