Übersetzungen für „danebengelingen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

cao-on·der·han·de·lin·gen [seaoɔndərhɑndəlɪŋə(n)] SUBST Pl

cao-onderhandelingen

Tarifverhandlungen Pl

men·ge·ling <mengeling|en> [mɛŋəlɪŋ] SUBST f

mengeling

Mischung f

mengeling

Gemisch nt

een bonte mengeling

ein buntes Durcheinander

een mengeling van kleuren

ein Farbgemisch

ben·ge·len <bengelde, h. gebengeld> [bɛŋələ(n)] VERB intr

1. bengelen:

bengelen (bungelen)

baumeln

bengelen (sterker)

schlenkern

2. bengelen (luiden):

bengelen

bimmeln

aan·bren·gen <bracht aan, h. aangebracht> [ambrɛŋə(n)] VERB trans

1. aanbrengen (in-, toevoegen):

aanbrengen

anbringen

aanbrengen übtr

vornehmen

verbeteringen aanbrengen

Verbesserungen vornehmen

2. aanbrengen (aangeven):

aanbrengen

anzeigen

aanbrengen

melden

een zaak aanbrengen

eine Sache melden

3. aanbrengen (werven):

aanbrengen

(an)werben

nieuwe leden aanbrengen

neue Mitglieder werben

4. aanbrengen (naar de bestemde plaats brengen):

aanbrengen

herbeibringen

aanbrengen

herbeischaffen

bouwmaterialen aanbrengen

Baumaterialien herbeischaffen

een gevonden voorwerp aanbrengen

eine Fundsache abgeben

5. aanbrengen (meebrengen in het huwelijk):

aanbrengen

mit in die Ehe bringen

zij heeft hem die villa aangebracht

sie hat die Villa mit in die Ehe gebracht

6. aanbrengen (veroorzaken):

aanbrengen

bringen

geluk aanbrengen

Glück bringen

iem letsel aanbrengen

jdn verletzen