Niederländisch » Deutsch

dek·ve·ren [dɛkferə(n)] SUBST Pl

pa·pie·ren [papirə(n)] ADJ

1. papieren (van papier):

Papier-
papier-

tie·re·lie·ren <tierelierde, h. getierelierd> [tirəlirə(n)] VERB intr

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

4. versieren ugs (verleiden):

de·fi·nië·ren <definieerde, h. gedefinieerd> [defin(i)jerə(n)] VERB trans

thuis·ban·kie·ren <thuisbankierde, h. thuisgebankierd> [tœyzbɑŋkirə(n)] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski