Übersetzungen für „district“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

dis·trict <district|en> [dɪstrɪkt] SUBST nt

1. district:

district (rechts-, ambtsgebied)

Bezirk m

district (administratieve eenheid boven gemeenten)

Kreis m

district jacht, mijnw.

Revier nt

per district

bezirksweise

2. district (kiesdistrict):

district

Wahlkreis m

Beispielsätze für district

per district

bezirksweise