Niederländisch » Deutsch

door·ha·len <haalde door, h. doorgehaald> [dorhalə(n)] VERB trans

1. doorhalen (door een opening):

2. doorhalen übtr (hekelen):

door·ma·ken <maakte door, h. doorgemaakt> [dormakə(n)] VERB trans

droog·ma·len <maalde droog, h. drooggemalen> [droxmalə(n)] VERB trans

door·be·ta·len <betaalde door, h. doorbetaald> [dorbətalə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski