Übersetzungen für „duikster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

duis·ter¹ [dœystər] SUBST nt geen Pl

1. duister (duisternis):

duister

Dunkel nt

in het duister zitten

im Dunkeln sitzen

in het duister rondtasten übtr

im Dunkeln tappen

2. duister (onbekendheid):

duister

Dunkel nt

duister

Ungewisse nt

dat is een sprong in het duister übtr

das ist ein Sprung ins Ungewisse

duik·mas·ker <duikmasker|s> [dœykmɑskər] SUBST nt

duikmasker

Tauchermaske f

duikmasker

Taucherbrille f

ge·bruik·ster <gebruikster|s> [ɣəbrœykstər] SUBST f

gebruikster weibliche Form von gebruiker

Siehe auch: gebruiker

ge·brui·ker <gebruiker|s> [ɣəbrœykər] SUBST m

1. gebruiker:

gebruiker (iem die iets gebruikt)

Benutzer m

gebruiker (verbruiker)

Konsument m

2. gebruiker (heroïnegebruiker):

gebruiker

Drogenkonsument m

dui·ke·len <duikelde, i. geduikeld> [dœykələ(n)] VERB intr

1. duikelen (over het hoofd buitelen):

duikelen

purzeln

duikelen

einen Purzelbaum schlagen

2. duikelen (vallen):

duikelen

purzeln

3. duikelen (dalen):

duikelen

stürzen

duikelen

purzeln

maak·ster SUBST f

maakster weibliche Form von maker

Siehe auch: maker

ma·ker <maker|s> [makər] SUBST m

1. maker:

maker (vervaardiger)

Hersteller m

maker (vormgever)

Gestalter m

maker (bouwsel)

Erbauer m

2. maker rel.:

maker

Schöpfer m

ver·bruik·ster SUBST f

verbruikster weibliche Form von verbruiker

Siehe auch: verbruiker

ver·brui·ker <verbruiker|s> [vərbrœykər] SUBST m

verbruiker

Verbraucher m

dui·ven·melk·ster SUBST f

duivenmelkster weibliche Form von duivenmelker

Siehe auch: duivenmelker

dui·ven·mel·ker <duivenmelker|s> [dœyvə(n)mɛlkər] SUBST m

1. duivenmelker (houder):

duivenmelker

Taubenzüchter m

2. duivenmelker (handelaar):

duivenmelker

Taubenhändler m

ver·klik·ster SUBST f

verklikster weibliche Form von verklikker

Siehe auch: verklikker

ver·klik·ker <verklikker|s> [vərklɪkər] SUBST m

verklikker

Verräter m

verklikker onderw.

Petzer m sl

een stille verklikker

ein Spitzel

duik·sprong <duiksprong|en> [dœyksprɔŋ] SUBST m

duiksprong

Hechtsprung m

duik·boot <duik|boten> [dœyɡbot] SUBST f

duikboot

Unterseeboot nt

duikboot

U-Boot nt

drugs·ge·bruik·ster SUBST f

drugsgebruikster weibliche Form von drugsgebruiker

Siehe auch: drugsgebruiker

drugs·ge·brui·ker [drʏksxəbrœykər]

drugsgebruiker [[o. drʏxsxəbrœykər]] drugsgebruiker|s SUBST m:

drugsgebruiker

Drogenkonsument m

weg·ge·bruik·ster SUBST f

weggebruikster weibliche Form von weggebruiker

Siehe auch: weggebruiker

weg·ge·brui·ker <weggebruiker|s> [wɛxəbrœykər] SUBST m

weggebruiker

Verkehrsteilnehmer m

dui·ker·helm <duikerhelm|en> [dœykərhɛlm] SUBST m

duikerhelm

Taucherhelm m

buik·spreek·ster SUBST f

buikspreekster weibliche Form von buikspreker

Siehe auch: buikspreker

buik·spre·ker <buikspreker|s> [bœyksprekər] SUBST m

buikspreker

Bauchredner m