Übersetzungen für „duisburg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

duis·ter¹ [dœystər] SUBST nt geen Pl

1. duister (duisternis):

duister

Dunkel nt

in het duister zitten

im Dunkeln sitzen

in het duister rondtasten übtr

im Dunkeln tappen

2. duister (onbekendheid):

duister

Dunkel nt

duister

Ungewisse nt

dat is een sprong in het duister übtr

das ist ein Sprung ins Ungewisse

Luxem·burg [lyksəmbʏrx] SUBST nt geen Pl

Luxemburg

Luxemburg nt

duis·ter·nis <duisternis|sen> [dœystərnɪs] SUBST f

1. duisternis:

duisternis (afwezigheid van licht)

Dunkelheit f

duisternis (zonder enig licht)

Finsternis f

een Egyptische duisternis

eine ägyptische Finsternis

bij het invallen van de duisternis

bei Einbruch der Dunkelheit

2. duisternis (plaats zonder licht):

duisternis

Finsternis f

de vorst der duisternis

der Fürst der Finsternis

3. duisternis übtr:

duisternis

Dunkel nt

(zich) in duisternis hullen

(sich) in Dunkel hüllen

reis·bu·reau <reisbureau|s> [rɛizbyro] SUBST nt

reisbureau

Reisebüro nt

reisbureau (groter)

Reiseunternehmen nt

Ham·burg [hɑmbyrəɣ] SUBST nt geen Pl

Hamburg

Hamburg nt

dui·ker <duiker|s> [dœykər] SUBST m

1. duiker (persoon):

duiker

Taucher m

2. duiker (weg- en waterbouw):

duiker

Düker m

3. duiker biol.:

duiker

Taucher m