Übersetzungen für „eingeklemmter“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·klet·ter [ɣəklɛtər] SUBST nt geen Pl

gekletter (wapens)

Klirren nt

gekletter (wapens)

Geklirre nt ugs

gekletter (regen)

Prasseln nt

in·klem·men <klemde in, h. ingeklemd> [ɪŋklɛmə(n)] VERB trans

inklemmen

einklemmen

in·ge·kleurd [ɪŋɣəklørt] ADJ

ingekleurd

koloriert

een met de hand ingekleurde tekening

eine handkolorierte Zeichnung

be·klem·men <beklemde, h. beklemd> [bəklɛmə(n)] VERB trans

1. beklemmen (vastklemmen):

beklemmen

einklemmen

2. beklemmen (benauwen):

beklemmen

beklommen machen

beklemmen

bedrücken

on·ge·kleed [ɔŋɣəklet] ADJ

ongekleed

unbekleidet

in·ge·keerd [ɪŋɣəkert] ADJ

ingekeerd

in sich Akk gekehrt

pin·ge·laar·ster SUBST f

pingelaarster weibliche Form von pingelaar

Siehe auch: pingelaar

pin·ge·laar <pingelaar|s> [pɪŋəlar] SUBST m (afdinger)

pingelaar

Feilscher m

koel·em·mer <koelemmer|s> [kulɛmər] SUBST m

koelemmer

Kühler m

koelemmer

Eiskübel m