Übersetzungen für „eingerückt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·ge·rust <ongeruste, ongeruster, meest ongerust> [ɔŋɣərʏst] ADJ

ongerust

beunruhigt

ongerust

besorgt

iem met een ongeruste blik aanzien

jdn mit besorgtem Blick ansehen

ik maak me ongerust over zijn gezondheid

seine Gesundheit macht mir Sorgen

wees daar niet ongerust over

sorge dich nicht deswegen

vin·ger·dik [vɪŋərdɪk] ADJ

vingerdik

fingerdick

bu·ren·ge·rucht [byrə(n)ɣərʏxt] SUBST nt geen Pl

burengerucht

(häusliche) Ruhestörung f

burengerucht

ruhestörende(r) Lärm m

burengerucht maken

die Hausruhe stören

lin·ge·rie [lɛ̃ʒəri] SUBST f geen Pl

lingerie

Damenwäsche f

lingerie (foundation)

Miederwaren Pl

fin·ge·ren <fingeerde, h. gefingeerd> [fɪŋɣerə(n)] VERB trans

fingeren

fingieren

fingeren

erdichten

vin·ger·top <vingertop|pen> [vɪŋərtɔp] SUBST m

vingertop

Fingerspitze f

iets in de vingertoppen hebben übtr

etw in den Fingerspitzen haben

tot in zijn vingertoppen übtr

bis in die Fingerspitzen

vin·ger·hoed <vingerhoed|en> [vɪŋərhut] SUBST m

vingerhoed

Fingerhut m

vin·ger·verf [vɪŋərvɛrf] SUBST f geen Pl

vingerverf

Fingerfarbe f

vin·ger·vlug [vɪŋərvlʏx] ADJ

1. vingervlug (vlug met de vingers):

vingervlug

fingerfertig

2. vingervlug (diefachtig):

vingervlug

diebisch