Übersetzungen für „eingezogen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·ge·to·gen <ingetogen, ingetogener, ingetogenst> [ɪŋɣətoɣə(n)] ADJ

ingetogen

besinnlich

ingetogen

beschaulich

ingetogen (kuis)

sittsam

een ingetogen leven leiden

ein besinnliches Leben führen

in·ge·zon·den [ɪŋɣəzɔndə(n)] ADJ

ingezonden

eingesandt

ingezonden

eingeschickt

het ingezonden stuk

der Leserbrief

on·ge·lo·gen [ɔŋɣəloɣə(n)] ADJ

1. ongelogen (de waarheid behelzend):

ongelogen

nicht gelogen

2. ongelogen (zonder twijfel):

ongelogen

wirklich

ongelogen

(ganz) bestimmt

ongelogen

ungelogen

ge·zo·gen VERB

gezogen volt. deelw. van zuigen¹, zuigen²

Siehe auch: zuigen , zuigen

zui·gen² <zoog, h. gezogen> [zœyɣə(n)] VERB intr

zuigen

saugen

zuigen (stofzuigen)

staubsaugen

op zijn duim zuigen

am Daumen lutschen

zui·gen¹ <zoog, h. gezogen> [zœyɣə(n)] VERB trans

zuigen

saugen