Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „einhalb“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

in·ha·len: Verb
in·ha·lig: Adjektiv und Adverb
in·ham: Nomen

Meintest du vielleicht: inham , inhalig und inhalen

in·ha·len <haalde in, h. ingehaald> [ɪnhalə(n)] VERB trans

1. inhalen:

inhalen (intrekken)

inhalen (intrekken)

inhalen (van adem)

de vlag inhalen

die Fahne einholen

2. inhalen ((weer) bereiken):

als je opschiet kun je ze nog inhalen

wenn du dich beeilst, kannst du sie noch einholen

3. inhalen (voorbijgaan):

een vrachtwagen inhalen

einen Lastwagen überholen

4. inhalen (gelijk komen met):

gleichziehen mit

zijn achterstand inhalen

seinen Rückstand aufholen

5. inhalen (alsnog doen, maken):

slaap/een examen inhalen

Schlaf/eine Prüfung nachholen

het werk dat is blijven liggen moet ingehaald worden

die versäumte Arbeit muss nachgeholt werden

6. inhalen (binnenbrengen):

de oogst inhalen

die Ernte einbringen

7. inhalen (verwelkomen):

feierlich empfangen

in·ha·lig <inhalige, inhaliger, inhaligst> [ɪnhaləx] ADJ

in·ham <inham|men> [ɪnhɑm] SUBST m

1. inham (baai):

Bucht f

Bai f

2. inham (insnijding):

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski