Niederländisch » Deutsch
Meintest du vielleicht: ontlasten , pilaster , aflasten , eindklassement , eindterm , afrasteren , plaaster , afgelasten , belasten , gelasten , belasteren und lasteren

af·las·ten VERB trans

aflasten → afgelasten

Siehe auch: afgelasten

af·ge·las·ten <gelastte af, h. afgelast> VERB trans

pi·las·ter <pilaster|s> [pilɑstər] SUBST m

ont·las·ten1 <ontlastte zich, h. zich ontlast> [ɔntlɑstə(n)] VERB wk ww zich ontlasten

1. ontlasten (zijn behoefte doen):

ontlasten
sich entleeren

2. ontlasten (uitmonden):

ontlasten
sich ergießen

3. ontlasten (zich van zijn inhoud ontdoen):

ontlasten
sich entladen

eind·klas·se·ment <eindklassement|en> [ɛintklɑsəmɛnt] SUBST nt

las·te·ren <lasterde, h. gelasterd> [lɑstərə(n)] VERB trans

1. lasteren (beledigen, honen):

lasteren
beschimpfen
lasteren
verhöhnen
God lasteren
Gott lästern

be·las·te·ren <belasterde, h. belasterd> [bəlɑstərə(n)] VERB trans

ge·las·ten <gelastte, h. gelast> [ɣəlɑstə(n)] VERB trans

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VERB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

belasten
belasten

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

belasten
belasten
de leidingen zijn te zwaar belasten
die Leitungen sind überlastet

3. belasten (opdracht geven):

belasten
beauftragen
zich belasten met iets
etw auf sich Akk nehmen

4. belasten (op iems rekening brengen):

belasten
belasten

5. belasten (belasting leggen op):

belasten
besteuern
belasten
mit Steuern belegen

af·ge·las·ten <gelastte af, h. afgelast> VERB trans

plaas·ter <plaaster|s> [plastər] SUBST m belg

af·ras·te·ren <rasterde af, h. afgerasterd> [ɑfrɑstərə(n)] VERB trans

eind·term <eindterm|en> [ɛɪntɛrm] SUBST m

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Wörterbücher durchsuchen
Beliebteste