Übersetzungen für „elfeckig“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ge·brek·kig <gebrekkige, gebrekkiger, gebrekkigst> [ɣəbrɛkəx] ADJ

1. gebrekkig:

gebrekkig (met lichamelijke gebreken)

gebrechlich

gebrekkig (verminkt)

verkrüppelt

2. gebrekkig (werktuigen, machines: fouten hebbend):

gebrekkig

mangelhaft

3. gebrekkig (onvoldoende):

gebrekkig

unzulänglich

een gebrekkig betoog

eine dürftige Argumentation

een gebrekkig plan

ein unzulänglicher Plan

een taal gebrekkig spreken

eine Sprache (nur) gebrochen sprechen

zich gebrekkig uitdrukken

sich unbeholfen ausdrücken

4. gebrekkig (onvolledig):

gebrekkig

lückenhaft

een gebrekkig beeld

ein lückenhaftes Bild

5. gebrekkig:

gebrekkig (personen: onhandig)

ungeschickt

gebrekkig (klungelig)

stümperhaft abw

hoe·kig <hoekige, hoekiger, hoekigst> [hukəx] ADJ

1. hoekig (met veel, scherpe hoeken):

hoekig

eckig

hoekig

kantig

hoekig

wink(e)lig

2. hoekig (stuntelig):

hoekig

eckig

hoekig

ungelenk

spek·kig [spɛkəx] ADJ

1. spekkig (ranzig):

spekkig

speckig

spekkig

ranzig

2. spekkig (vet):

spekkig

speckig

vrek·kig [vrɛkəx] ADJ

vrekkig

geizig

ge·luk·kig¹ <gelukkige, gelukkiger, gelukkigst> [ɣəlʏkəx] ADJ (fortuinlijk; tevreden)

gelukkig

glücklich

't is maar gelukkig dat …

ein Glück nur, dass …

een gelukkig kerstfeest/nieuwjaar!

fröhliche Weihnachten!/ein glückliches neues Jahr!

met iets gelukkig zijn

über etw Akk glücklich sein

volmaakt gelukkig zijn

vollkommen glücklich sein