Niederländisch » Deutsch

poei·e·ren VERB trans

poeieren → poederen

Siehe auch: poederen

poe·de·ren <poederde, h. gepoederd> [pudərə(n)] VERB trans

1. poederen (met poeder bestrooien):

2. poederen (met sneeuw inwrijven):

ple·zie·ren <plezierde, h. geplezierd> [pləzirə(n)] VERB trans

af·poei·e·ren <poeierde af, h. afgepoeierd> [ɑfpujərə(n)] VERB trans (wegsturen)

em·ployé <employé|s> [ɑmplwɑje] SUBST m

em·plooi <emplooi|en> [ɛmploj] SUBST nt

2. emplooi (gebruik):

3. emplooi (soort van rol):

op·sie·ren <sierde op, h. opgesierd> [ɔpsirə(n)] VERB trans

1. opsieren (verfraaien):

2. opsieren (te mooi voorstellen):

pa·pie·ren [papirə(n)] ADJ

1. papieren (van papier):

Papier-
papier-

ver·lui·e·ren <verluierde, h. verluierd> [vərlœyərə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski