Übersetzungen für „fachvertreter“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

over·tre·der <overtreder|s> [ovərtredər] SUBST m

overtreder

jd, der gegen Gesetze oder Regeln verstößt

de overtreder van de verkeersvoorschriften

der Verkehrssünder

de overtreder van de wet

der Gesetzesbrecher

ijzer·vre·ter <ijzervreter|s> [ɛizərvretər] SUBST m

1. ijzervreter (gehard militair):

ijzervreter

Haudegen m

2. ijzervreter (iem die moeilijkheden niet schuwt):

ijzervreter

Draufgänger m

pa·pen·vre·ter <papenvreter|s> [papə(n)vretər] SUBST m

papenvreter

Pfaffenfeind m

ta·cho·me·ter <tachometer|s> [tɑxometər] SUBST m

tachometer

Tachometer m nt nt

over·tre·den <overtrad, h. overtreden> [ovərtredə(n)] VERB trans

overtreden

übertreten

overtreden

verletzen

overtreden

verstoßen gegen

de spelregels overtreden

die Spielregeln verletzen

hij heeft de wet overtreden

er hat das Gesetz übertreten

hij heeft de wet overtreden

er hat gegen das Gesetz verstoßen