Übersetzungen für „getroosten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·troos·ten <getroostte zich, h. zich getroost> [ɣətrostə(n)] VERB wk ww zich getroosten

1. getroosten (gewillig doorstaan, geven):

getroosten

erdulden

zich veel moeite voor iets getroosten

sich Dat große Mühe bei etw Dat geben

zich ontberingen getroosten

Entbehrungen auf sich Akk nehmen

2. getroosten (zich schikken in):

getroosten

sich fügen

getroosten

sich schicken

zij zal zich wel in haar lot getroosten

sie wird sich wohl in ihr Schicksal fügen

Beispielsätze für getroosten

zich veel inspanning getroosten

sich Dat viel Mühe geben

zich grote opofferingen getroosten

große Opfer bringen

zich ontberingen getroosten

Entbehrungen auf sich Akk nehmen

moeite doen [o. zich moeite] getroosten

sich bemühen

zich veel moeite voor iets getroosten

sich Dat große Mühe bei etw Dat geben

zij zal zich wel in haar lot getroosten

sie wird sich wohl in ihr Schicksal fügen