Übersetzungen für „goedvinden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

goed·vin·den¹ [ɣutfɪndə(n)] SUBST nt geen Pl

1. goedvinden:

goedvinden (toestemming)

Einverständnis nt

goedvinden (minder formeel)

Billigung f

met uw goedvinden

mit Ihrer Erlaubnis

met onderling goedvinden

in gegenseitigem Einvernehmen [o. Einverständnis]

2. goedvinden (oordeel):

goedvinden

Ermessen nt

naar eigen goedvinden handelen

nach eigenem Gutdünken [o. Ermessen] handeln

goed·vin·den² <vond goed, h. goedgevonden> [ɣutfɪndə(n)] VERB trans

1. goedvinden:

goedvinden (goedkeuren: geen bezwaar hebben)

einverstanden sein mit

goedvinden (goedkeuren: toestemmen; officieel)

genehmigen

goedvinden (goedkeuren: minder formeel)

billigen

zeg maar, hoe je het hebben wilt, ik vind alles goed

sag einfach, wie du es haben willst, mir ist alles recht

2. goedvinden (dienstig, nuttig achten):

goedvinden

für gut halten

Beispielsätze für goedvinden

naar eigen goedvinden handelen

nach eigenem Gutdünken [o. Ermessen] handeln

met uw goedvinden

mit Ihrer Erlaubnis

met wederzijds goedvinden

mit beiderseitigem Einverständnis

met onderling goedvinden

in gegenseitigem Einvernehmen [o. Einverständnis]