Niederländisch » Deutsch

gros·sier <grossier|s> [ɣrɔsir] SUBST m

groot·spra·ke·rig [ɣrotsprakərəx] ADJ

grot·schil·de·ring <grotschildering|en> [ɣrɔtsxɪldərɪŋ] SUBST f

gros·siers·prijs <grossiers|prijzen> [ɣrɔsirsprɛɪs] SUBST m

groe·pe·ring <groepering|en> [ɣruperɪŋ] SUBST f (groep)

groot·spre·ke·rij SUBST f

grootsprekerij → grootspraak

Siehe auch: grootspraak

groot·spraak [ɣrotsprak] SUBST f geen Pl

1. grootspraak (opschepperij):

Prahlerei f abw
Angeberei f ugs

2. grootspraak (overdrijving):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski