Übersetzungen für „haas“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

haas¹ <hazen> [has] SUBST m

1. haas (als voedsel):

haas

Filet nt

een biefstuk van de haas

das Filetsteak

2. haas SPORT:

haas

Schrittmacher m

haas² <hazen> [has] SUBST nt of m

1. haas (dier):

haas

Hase m

er als een haas vandoor gaan

das Hasenpanier ergreifen

2. haas (lafaard):

haas

Angsthase m ugs

wat ben jij een (bange) haas!

bist du aber ein Angsthase! ugs

het haasje zijn

der/die Dumme sein ugs

mijn naam is haas

mein Name ist Hase ugs scherzh

Beispielsätze für haas

mijn naam is haas

mein Name ist Hase ugs scherzh

een biefstuk van de haas

das Filetsteak

er als een haas vandoor gaan

das Hasenpanier ergreifen

wat ben jij een (bange) haas!

bist du aber ein Angsthase! ugs

mijn naam is haas (ik weet nergens van)

mein Name ist Hase(, ich weiß von nichts)

men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt Sprichw

≈ auch ein blindes Huhn findet mal ein Korn