Übersetzungen für „hundefriseurin“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

pas·teu·ri·se·ren <pasteuriseerde, h. gepasteuriseerd> [pɑstørizerə(n)] VERB trans

pasteuriseren

pasteurisieren

fri·se·ren <friseerde, h. gefriseerd> [frizerə(n)] VERB trans

friseren

krausen

friseren (licht)

kräuseln

her·keu·ring <herkeuring|en> [hɛrkørɪŋ] SUBST f

herkeuring (onderzoek)

neue Untersuchung f

herkeuring (test)

Überprüfung f

herkeuring gesch.

Nachmusterung f

hun·ke·ren <hunkerde, h. gehunkerd> [hʏŋkərə(n)] VERB intr

hunkeren

fiebern

hunkeren

sich sehnen

de kinderen stonden te hunkeren voor de speelgoedwinkel

die Kinder standen mit verlangendem Blick vor dem Spielwarengeschäft

naar vrijheid hunkeren

sich nach (der) Freiheit sehnen

hij hunkert naar roem en eer

er fiebert nach Ruhm und Ehre