Übersetzungen für „kermen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ker·men¹ <kermde, h. gekermd> [kɛrmə(n)] VERB trans

1. kermen (uiting geven aan lichamelijk leed):

kermen

wimmern

kermen

ächzen

2. kermen (jammeren):

kermen

jammern

kermen

lamentieren

kermen

winseln

ker·men² <kermde, h. gekermd> [kɛrmə(n)] VERB intr

1. kermen (uiting geven aan lichamelijk leed):

kermen

wimmern

kermen

ächzen

kermen van pijn

vor Schmerzen wimmern

2. kermen (jammeren):

kermen

jammern

kermen

lamentieren abw

kermen

winseln abw

kermen over zijn lot

über sein Schicksal jammern

Beispielsätze für kermen

kermen over zijn lot

über sein Schicksal jammern

kermen van pijn

vor Schmerzen wimmern