Übersetzungen für „kolbe“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

kol·der [kɔldər] SUBST m geen Pl

1. kolder:

kolder (nonsens)

Blödsinn m

kolder (ergerlijk)

Humbug m

kolder (ergerlijk)

Stuss m

2. kolder (gemoedsgesteldheid):

kolder

Koller m

3. kolder (hersenziekte):

kolder

Dummkoller m

kolder

Koller m

de kolder in het hoofd krijgen übtr

einen Koller kriegen [o. bekommen]

de kolder in het hoofd krijgen übtr

einen Rappel kriegen [o. bekommen]

ko·liek <koliek|en> [kolik] SUBST nt of f

koliek

Kolik f

kol·ken <kolkte, h. gekolkt> [kɔlkə(n)] VERB intr

kolken

strudeln

kolken

wirbeln

een kolkende zee

eine schäumende [o. tobende] See

kolf·je <kolfje|s> [kɔləfjə] SUBST nt

dat is een kolfje naar haar hand (bevallen)

das ist ganz nach ihrem Geschmack

dat is een kolfje naar haar hand (bevallen)

das passt ihr genau in den Kram

dat is een kolfje naar haar hand (geknipt zijn)

das ist ihr wie auf den Leib geschneidert [o. geschnitten]

ko·len [kolə(n)] SUBST Pl

kolen

Kohle f meist Pl

op hete kolen zitten übtr

(wie) auf glühenden Kohlen sitzen

kolen [o. stoken]

Kohle(n) feuern

ko·lom <kolom|men> [kolɔm] SUBST f

1. kolom (zuil):

kolom

Säule f

2. kolom (vak van een bladzijde):

kolom

Spalte f

drie kolommen beslaan

drei Spalten einnehmen

het artikel van drie kolommen

der Artikel über drei Spalten

3. kolom (reeks van getallen):

kolom

Kolonne f

kolom

Kolumne f

4. kolom (column):

kolom

Kolumne f

ko·los <kolos|sen> [kolɔs] SUBST m

1. kolos (voorwerp):

kolos

Koloss m

2. kolos (personen):

kolos

Riese m

kolos

Koloss m scherzh

een kolos van een kerel

ein riesenhafter Kerl

kolf <kolven> [kɔlf] SUBST f (geweer, retort; bloeiwijze)

kolf

Kolben m

kolk <kolk|en> [kɔlk] SUBST f

1. kolk (maalstroom):

kolk

Strudel m

kolk

Wasserwirbel m

2. kolk (peilloze diepte van het water):

kolk

Untiefe f

3. kolk (waterput, plas):

kolk

Tümpel m

4. kolk (rioolput):

kolk

Gully m

5. kolk (ruimte tussen sluisdeuren):

kolk

Kammer f