Übersetzungen für „krebsangst“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

doods·angst <doodsangst|en> [dotsɑŋst] SUBST m

doodsangst

Todesangst f

doodsangsten uitstaan

Todesängste ausstehen

faal·angst [falɑŋst] SUBST m geen Pl

faalangst

Versagensangst f

faalangst

Prüfungsangst f

ont·vangst <ontvangst|en> [ɔntfɑŋst] SUBST f

1. ontvangst:

ontvangst (het krijgen van iets)

Empfang m

ontvangst (het krijgen van iets)

Entgegennahme f

ontvangst adm.

Erhalt m

ontvangst (het binnenkomen, geld, goederen, post e.d.) adm.

Eingang m

iets in ontvangst nemen

etw in Empfang nehmen

voor ontvangst tekenen

(den Empfang) quittieren

2. ontvangst (het innen van geld):

ontvangst

Einziehung f

ontvangst

Einnahme f

3. ontvangst (het opvangen van signalen):

ontvangst

Empfang m

4. ontvangst (inkomsten):

ontvangst

Einnahmen Pl

ontvangsten en uitgaven

Einnahmen und Ausgaben

5. ontvangst (onthaal):

ontvangst

Empfang m

ontvangst

Aufnahme f

ontvangst

Bewirtung f

6. ontvangst (receptie):

ontvangst

Empfang m

vis·vangst [vɪsfɑŋst] SUBST f geen Pl

visvangst

Fischfang m

vlieg·angst [vlixɑŋst] SUBST m geen Pl

vliegangst

Flugangst f

wal·vis·vangst [wɑlvɪsfɑŋst] SUBST f geen Pl

walvisvangst

Walfang m

dek·hengst <dekhengst|en> [dɛkhɛŋst] SUBST m

dekhengst

Deckhengst m

dekhengst

Zuchthengst m

op·brengst <opbrengst|en> [ɔbrɛŋst] SUBST f

1. opbrengst:

opbrengst (rendement)

Ertrag m

opbrengst (opbrengst van werk)

Ausbeute f

de gehele opbrengst bedroeg 1000 euro

der Gesamtertrag betrug 1000 Euro

de netto-opbrengst

der Reinertrag

de netto-opbrengst

der Reinerlös

2. opbrengst (oogst):

opbrengst

Ertrag m

angst <angst|en> [ɑŋst] SUBST m

angst

Angst f

angst

Furcht f

duizend angsten uitstaan

in tausend Ängsten schweben [o. sein]

het gevoel van angst

das Angstgefühl

in angst zitten

in Angst schweben

met stijgende angst

mit wachsender Angst

vol angst

angsterfüllt

in angst en vreze

mit Zittern und Zagen

langst¹ [lɑŋst] ADJ

langst

längst

op zijn langst

höchstens

vangst <vangst|en> [vɑŋst] SUBST f

vangst

Fang m

de heroïnebrigade deed een goede vangst

die Rauschgift-Einsatzgruppe machte einen guten Fang

kerk·gang·ster SUBST f

kerkgangster weibliche Form von kerkganger

Siehe auch: kerkganger

kerk·gan·ger <kerkganger|s> [kɛrkxɑŋər] SUBST m

kerkganger

Kirchgänger m