Übersetzungen für „lotsverbondenheid“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·bon·den·heid [vərbɔndənhɛit] SUBST f geen Pl

verbondenheid

Verbundenheit f

te·vre·den·heid [təvredənhɛit] SUBST f geen Pl

tevredenheid

Zufriedenheit f

tot tevredenheid van allen

zu aller Zufriedenheit

on·te·vre·den·heid [ɔntəvredənhɛit] SUBST f geen Pl

ontevredenheid

Unzufriedenheit f

ver·wor·ven·heid <verworven|heden> [vərwɔrvə(n)hɛit] SUBST f

verworvenheid

Errungenschaft f

ver·bon·den¹ [vərbɔndə(n)] ADJ

1. verbonden (verplicht):

verbonden

verpflichtet

2. verbonden (verenigd):

verbonden

verbunden

verbonden pol.

verbündet

3. verbonden (gebonden):

verbonden

verbunden

door het huwelijk verbonden

durch die Ehe verbunden

met de natuur verbonden

naturverbunden

ver·la·ten·heid [vərlatənhɛit] SUBST f geen Pl

verlatenheid

Verlassenheit f

verlatenheid (landschap ook)

Öde f

ver·le·gen·heid [vərleɣə(n)hɛit] SUBST f geen Pl

1. verlegenheid (het verlegen zijn):

verlegenheid

Verlegenheit f

verlegenheid

Schüchternheit f

2. verlegenheid (moeilijke omstandigheid):

verlegenheid

Verlegenheit f

in verlegenheid brengen/verkeren

in Verlegenheit bringen/sein

iem uit de verlegenheid helpen

jdm aus der Verlegenheit helfen

ver·sla·gen·heid [vərslaɣənhɛit] SUBST f geen Pl

verslagenheid

Niedergeschlagenheit f

be·trok·ken·heid [bətrɔkənhɛit] SUBST f geen Pl (geëngageerdheid)

betrokkenheid

Engagement nt

betrokkenheid

Verbundenheit f

on·er·va·ren·heid [ɔnɛrvarənhɛit] SUBST f geen Pl

onervarenheid

Unerfahrenheit f