Übersetzungen für „meester-bakster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

mees·ter·stuk <meesterstuk|ken> [mestərstʏk] SUBST nt

meesterstuk

Meisterstück nt

meesterstuk (kunstschat)

Meisterwerk nt

pot·ten·bak·ster <pottenbakster|s> SUBST f

pottenbakster weibliche Form von pottenbakker

Siehe auch: pottenbakker

pot·ten·bak·ker <pottenbakker|s> [pɔtə(n)bɑkər] SUBST m

pottenbakker

Töpfer m

mees·te·res <meesteres|sen> [mestərɛs] SUBST f

meesteres

Meisterin f

meesteres

Herrin f

meesteres

Gebieterin f form

mees·ter·hand [mestərhɑnt] SUBST f geen Pl

meesterhand

Meisterhand f

dit verraadt de meesterhand

das stammt aus Meisterhand

mees·ter·werk <meesterwerk|en> [mestərwɛrk] SUBST nt

meesterwerk

Meisterwerk nt

staak·ster <staakster|s> SUBST f

staakster weibliche Form von staker

Siehe auch: staker

sta·ker <staker|s> [stakər] SUBST m en f

staker

Streikende(r) f(m)

de postende staker

der Streikposten

mees·ter·lijk <meesterlijke, meesterlijker, meesterlijkst> [mestərlək] ADJ

meesterlijk

meisterhaft

meesterlijk

Meister-

mees·ter·schap [mestərsxɑp] SUBST nt geen Pl

1. meesterschap (volmaakte beheersing van een vak):

meesterschap

Meisterschaft f

2. meesterschap (macht, gezag):

meesterschap

Beherrschung f

meesterschap

Herrschaft f

leer·mees·ter <leermeester|s> [lermestər] SUBST m

leermeester

Lehrer m

leermeester form

Lehrmeister m

maak·ster SUBST f

maakster weibliche Form von maker

Siehe auch: maker

ma·ker <maker|s> [makər] SUBST m

1. maker:

maker (vervaardiger)

Hersteller m

maker (vormgever)

Gestalter m

maker (bouwsel)

Erbauer m

2. maker rel.:

maker

Schöpfer m

hek·sen·mees·ter <heksenmeester|s> [hɛksəmestər] SUBST m

heksenmeester

Hexenmeister m

heksenmeester übtr

Tausendkünstler m ugs scherzh