Übersetzungen für „overslaan“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

over·slaan¹ <sloeg over, i. overgeslagen> [ovərslan] VERB intr

1. overslaan:

overslaan (op een ander voorwerp overgaan)

überschlagen

overslaan (op een ander voorwerp overgaan)

übergreifen

overslaan (van ziekten)

anstecken

de vlammen sloegen over op de hooiberg

die Flammen griffen [o. schlugen] auf den Heuhaufen über

2. overslaan (plotseling overgaan in een andere toestand):

overslaan

überschlagen

3. overslaan (stem):

overslaan

sich überschlagen

met overslaande stem

mit überschlagender Stimme

4. overslaan ook übtr (doorslaan):

overslaan

ausschlagen

5. overslaan (omvallen):

overslaan

sich überschlagen

overslaan

überkippen

de golven slaan over

die Wellen überschlagen sich

over·slaan² <sloeg over, h. overgeslagen> [ovərslan] VERB trans

1. overslaan (vergeten, verzuimen):

overslaan

auslassen

overslaan

übergehen

overslaan

überspringen

één beurt overslaan

einmal aussetzen

hij werd overgeslagen bij het voorstellen

er wurde beim Vorstellen übergangen

geen dag sloeg hij over

eine Klasse überspringen

geen voorstelling overslaan

keine Vorstellung auslassen

2. overslaan (over iets heen vouwen):

overslaan

≈ umschlagen

3. overslaan (overladen):

overslaan

umschlagen, umladen

Beispielsätze für overslaan

één beurt overslaan

einmal aussetzen

geen voorstelling overslaan

keine Vorstellung auslassen

een klas overslaan

eine Klasse überspringen